Het verhaal van die stokoude Bredanaar

 

 

 

 

De man was oud en zwaar ziek, de dokter kon niets meer doen en het lijden was niet meer om aan te zien.

 

 

De pastoor werd erbij geroepen, die bracht hem nog de zogenaamde laatste sacramenten en vroeg de ‘oude baas’ of hij nog verder iets voor hem kon betekenen. Hierop antwoordde de oude en zieke man: “Ach, weet u mijnheer pastoor, jullie zouden me allemaal een heel groot plezier kunnen doen. Als jullie, nu het nog misschien kan, mij naar Tilburg zouden willen brengen en me aangeven op het stadhuis, als nieuwe inwoner aldaar. Zo word ik dan nog Tilburger, dat zou ik heel fijn vinden.”

 

De pastoor en de aanwezige familie waren allemaal stom verbaasd. Iedereen gruwde bij deze blasfemische taal en dit onzalige idee. Temeer, daar de oude man nooit zo’n voorstander was geweest van die ‘kruikenzeikersstad,’ om het maar eens netjes te zeggen en nu gaf hij aan, zowat bijna op het laatste moment in zijn leven, juist dáár naar toe te willen, naar die stad, die hij terecht altijd zo verguisd had. Een der familieleden opperde zelfs dat de man al zwaar ijlde en inmiddels volkomen de kluts kwijt was. Maar die oude man hoorde dat nog goed en zei: ”Nee, m’n jongen, ik ijl helemaal niet, ik ben zelfs goed bij m’n verstand, maar ik zal jullie uit leggen waarom ik juist nu nog naar Tilburg zou willen gaan.” Wel, iedereen en de pastoor incluis, was natuurlijk razend nieuwsgierig. De oude zieke man richtte zich een beetje op en zei:

 

Dat snappen jullie toch allemaal wel, ik kan nú beter naar Tilburg gaan, want daar gebeurt alles minimaal vijftig jaar later dan in de rest van het land, als ze al geen zestig jaar achter lopen daar en mocht ik dan toch nog snel komen te overlijden, dan is het altijd nog tien keer beter dat een Tilburger de ‘pijp’ uitgaat dan een Bredanaar!

 

 

Silvia Videler.

 

15 augustus 2008

 

Home