BREDA-EN-ALLES-DAAROMHEEN

 

Berlijn

     

 

De DDR, ofwel Oost-Duitsland, zoals het meestal in het westen werd genoemd, had als hoofdstad de oude Duitse stad Berlijn, zij het slechts het oostelijke deel. Berlijn werd direct na de Tweede Wereldoorlog verdeeld in vier zones: een Franse, een Engelse, een Amerikaanse en een Russische Sector. Net als eigenlijk geheel Duitsland toen werd verdeeld in 4 sectoren. Na enkele jaren van formele Russische bezetting werd het oostelijke, dus het door de Russen bezette gebied, een zogenaamde onafhankelijke staat. De Deutsche Demokratische Republiek was geboren! De Engelse, Franse en Amerikaanse Sector werden tesamen West-Duitsland. Dat laatste gebeurde in 1948 evenzo tijdens de grote geldzuivering en in dat zelfde jaar werd de proclamatie uitgeroepen van de DDR. Echter de verwoeste stad Berlijn lag volledig omringd door de DDR. De drie westelijke sectoren werden samen het vrije West-Berlijn en de oostelijke sector werd zoals al gezegd de hoofdstad van de nieuwe republiek. De eerste jaren konden de mensen vanuit het oosten nog wel naar het westen gaan en weer terug. Daar er vele, zeer velen, die voorgoed het armtierige oosten achter zich lieten en

 

 

 

Berlijnse Muur

 

 

definitief naar het westen gingen om zich daar te vestigen, besloot Ulbricht, de partij-secretaris van de SED (Communistische Partij) om de muur te gaan bouwen en de bevolking te beletten naar het westen uit te wijken. Na de realisering van de muur werden pogingen daartoe gezien als ‘Republiekflucht’ en werden met draconische straffen gehonoreerd of tijdens de vlucht werd men zonder pardon, indien mogelijk, neergeschoten. Een speciale eenheid van de Volkspolizei, de Vopo’s, werden als Grenzschutzpolizei opgeleid. Zo werd heel Berlijn, althans West-Berlijn, ommuurd met slechts een drietal toegangswegen. Ten eerste: een vanuit Beieren, Zuid-Duitsland. Ten tweede: een vanuit Midden-Duitsland en dat was tevens de grensovergang die de meeste Nederlanders ooit gebruikt hebben, als ze naar Berlijn of in zeldzame gevallen naar Oost-Duitsland gingen, dat was de grenspost: Helmstedt/Marienborn. Ten derde: een overgang vanuit de richting Hamburg naar Berlijn. Dat waren jarenlang de enige toegangswegen over de weg, internationale wel te verstaan. Er waren enkele meerdere grensposten maar die waren alleen voor intern Duits-Duits-verkeer. ‘Gewapend’ met een Nederlands Paspoort waren dat echt de drie enige mogelijkheden om überhaupt in de DDR of in Berlijn te komen (over de weg dan). Daarnaast waren er nog mogelijkheden per spoor en natuurlijk per vliegtuig. Ook in Berlijn zelf was er eigenlijk maar één grensovergang voor niet-Duitsers om vanuit West naar Oost te gaan en weer terug. Het wereldbekende Checkpoint Charlie, eigenlijk een foute naam, want dat was de naam van de Amerikaanse zijde en die controle stelde echt niets voor. Echter aan de andere zijde werd je auto van voor naar achter en van onder tot boven, zelfs met een spiegel bij terugkeer, bekeken. Bij het verlaten van Oost-Berlijn was de controle nog vele malen strenger dan bij het binnenkomen. Stel dat je iemand meegenomen had uit dat ‘arbeidersparadijs!’ Dan kon je 20 jaar krijgen in Bautzen waar de Stasi-Gevangenis was voor dit soort zaken. Maar bij het inrijden werd je wel even ontdaan van wat geld, want daar waren die communisten ‘tuk’ op. Ten eerste een Strassengebuhr, een soort van wegenbelasting en dan nog een Zwangsumtausch. Men werd verplicht 25 West-Mark per persoon, per dag om te ruilen voor 25 Ost-Mark. De werkelijke waarde lag echter: 1:10, dus ze hadden je altijd bij ‘de veter.’ Dat gold ook voor de weinigen die indertijd hun vakantie doorbrachten in de DDR. Dan was er ook een verplichte omwisseling. Of je moest aantonen dat je geboekt had in een hotel en dat uiteraard van te voren was betaald met westerse valuta. Maar dán nog moest je verplicht 10 Mark per dag per persoon omruilen. Dat was dus allemaal tot daar aan toe, maar…als je pakweg 130 km eerder via de grenspost Marienborn het grondgebied van de DDR binnen was gekomen, via de zogenaamde Transitroute, dan moest je ook nog een Transitvisum kopen én natuurlijk kostte je het ook nog eens 10 DM Strassengebuhr. Deze ‘grap’ was zowel voor de heen- als voor de terugreis. Je betaalde dus voor de Transit-route in de DDR als voor het extra uitstapje naar Oost-Berlijn. Oost-Berlijn had zeker wel enkele toeristische attracties, de bekende Unter der Linde, de oude hoofdboulevard van Berlijn, die liep van de Brandenburger Tor naar de Alexanderplatz. Dat plein was de trots van de toenmalige DDR met een heus warenhuis en de beroemde tv-toren.

 

 

 

Palast der Republik

 

 

Ook het reeds ‘afgebroken’ Palast der Republiek aan de Karl Liebknechtstrasse was een bezoek waard. Hier was de Volkskammer gevestigd, het zogenaamde parlement en nog veel meer officiële kantoren waren daar gehuisvest, maar ook een restaurant waar je vrijelijk binnen kon lopen en voor een spotprijsje (redelijk) kon eten. Vele toeristen zullen het ook ervaren hebben dat ze met hun 25 Ost-Marken zich soms geen blijf wisten. Zo goedkoop was alles toen daar in onze ogen. Maar naast de Humboldt-Universiteit, de Berliner-Dom en het Pergamonmuseum, beslist een aanrader, had Oost-Berlijn, toen althans, weinig voor de toeristen te bieden. Of het moest zijn dat je de sfeer wilde proeven, die rare vreemde niet te bevatten sfeer, alsof je in een gevangenis liep, met onnoemelijk veel wit-groene politiemensen en jij, jij kon eruit wanneer je maar wilde. Maar zij, de bewoners zagen ook onmiddellijk aan elke westerling dat je een westerling was. Al was het alleen maar de snit van de kleding en de kwaliteit. Zomaar in gesprek komen met bewoners van Oost-Berlijn lag niet erg voor de hand. De weg vragen kon nog, maar een spontaan gesprek was er zelden bij. Zelfs in de cafés hield men in de gaten wie en vooral wat er besproken werd met westerlingen. De Stasi, de geheime dienst was alom aanwezig en van elke burger van de DDR werd een dossier bijgehouden. Kranten en tijdschriften vanuit West-Berlijn meebrengen naar Oost-Berlijn was ook verboden en je auto werd er terdege op onderzocht. Toch wisten veel ‘Ossies,’ de latere naam voor Oost-Duitsers, hoe het er in het westen aan toeging. De televisie hield natuurlijk niet direct bij de grens op, noch de radio, alhoewel het officieel verboden was naar westerse zenders te kijken of te luisteren. Zelfs vanuit huizen die gelegen waren aan de muur kon men zo het westen inkijken. De Oost-Duitsers mochten als zij 65 jaar waren gerust naar het westen verhuizen, want dan waren het toch maar ‘potverteerders.’ Zij verloren dan wel hun zogenaamde ‘rente’ (pensioen). Ook hele families zijn verscheurd geworden door die grenzen die na de oorlog ontstaan zijn en familiebezoek vanuit het westen naar het oosten was mogelijk, maar zéér beperkt en vanuit het oosten naar het westen was schieronmogelijk.

 

 

 

Alexanderplatz 1903

 

 

De ‘firma’ waar ik weleens hand- en spandiensten voor deed, die overigens een groot maar ook verborgen kantoor had in West-Berlijn, nu dus allemaal opgedoekt en ‘voltooid verleden tijd,’ vroeg mij weleens te assisteren in de DDR. Soms met een Duits paspoort, soms met een Nederlands of andersoortig paspoort, ging ik dan als toerist naar de DDR. Soms alleen, dan weer met een kleine groep. Er waren aanvragen, allemaal geheim in die tijd, om via die ‘firma,’ naar het westen te kunnen vluchten. Die organisatie had daar zo zijn wegen voor. Met dank aan twee ambassades in die tijd! Gelegen vlak aan de muur!

 

 

 

 

Alexanderplatz 2002

 

 

 Maar die mensen die een aanvraag deden om naar het westen te vluchten, tja, wat waren dat voor mensen? Hoe oprecht en hoe dringend was hun verzoek? Dat was dikwijls een gigantisch probleem. Denk nou niet dat tussen een aanvraag en een geslaagde vluchtpoging enkele uren of dagen zaten, neen, dat kon wel maanden of langer duren. Natuurlijk had de ‘firma’ contacten in de DDR die men kon raadplegen, maar de DDR was bijzonder fijnmazig wat controle betrof. Zo werden wij, verkenners, er op uit gestuurd om via via contacten te gaan leggen, indien noodzakelijk mét de betrokken personen zelf. In sommige gevallen werd er rechtstreeks contact gelegd door ons, maar soms was het alleen maar informatie vergaren. Ik kan me een geval herinneren in een klein plaatsje waar sowieso al iedereen elkaar kende en dus was dat nóg gevaarlijker. Maar het was ook een mooi bergachtig gebied waar inlands toerisme niet geheel onbekend was. Met een DDR-Ausweis en een heuse gammele Trabant en als zogenaamde werknemer van een ver weg gelegen VEB (Volks Eigene Betrieb) heb ik een week ‘Erholung’ (vakantie) genoten in een nabijgelegen Gasthof. Mijn kleding bestond uit: een Roemeense mantel, Tsjechisch ondergoed, Hongaarse schoenen enz. enz. De taal/dialect van de streek waar ik dus vandaan kwam, volgens mijn papieren althans, kende ik aardig goed. Het was mijn taak de familie in kwestie in dat dorp in eerste instantie te ‘beobachten’ (observeren) en er later na een dag of drie ‘toevallig’ contact mee te maken. Natuurlijk had ik hetzelfde beroep als deze mensen en waren dan al gauw collega’s en ‘Genossen’ (kameraden) onder elkaar, ach, dat geeft geen argwaan, zeker niet als je ook uitgerust bent met een heuse Trabant en in de kroeg prat gaat op je eigen stad (volgens je papieren dus). Soms moest je wel 4 tot 6 weken bezig zijn met je inleven over je zogenaamde afkomst. Maar dat deed je al ruim van te voren. Het was overigens best weleens lachen in zo’n oude miezerige en verveloze Oost-Duitse kroeg. Je kreeg een ‘Fingerspitzengefühl,’ of een zesde zintuig voor wie o.k. was en wie bij de partij of de Stasi behoorde. Dan was het afwachten tot de laatste ‘klikspaan’ de kroeg verlaten had en dan … mijn God, dan barstte het los, dan kwam je met drie rondjes meer te weten dan de CIA en de MI5 (een Engelse dienst) in drie maanden konden vergaren. Sommige klanten werden in oude kruiwagens afgevoerd, zo bezopen, maar ach, dat kon. De volgende morgen waren ze heus wel aanwezig op hun werk, nou ja werk, maakte niks uit. Ze kregen toch allemaal ‘aanwezigheidspremie.’ Want echt werken, tja, dat zat er niet echt in, ze zijn niet voor niks ‘Pleite’ (failliet) gegaan. Stel, dat ik tegen Bredanaars zou beweren Bredase te zijn en tegelijkertijd zou zeggen dat bijvoorbeeld boekhandel van Turnhout in de Ginnekenstraat gevestigd zou zijn en niet aan de Grote Markt. Dan nog een paar van die foutjes en je was goed de ‘sigaar!’

 

Hoe ging zo’n contact dan? Ach, dat varieerde, maar het gesprek kwam soms ‘toevallig’ op een geval wat je dan kende in je ‘Heimat’ en die waren gesnapt door de Stasi enz. enz. Of die waren gevlucht, het lag er maar aan waar je voor koos en soms hapten ze en zeiden ook een dergelijk probleem te hebben, of iemand te kennen met zo een probleem. Maar dat ging bijna nooit gelijk op in dag één bij de ontmoeting. Ook deed je je weleens voor als iemand die vanuit Berlin-Hauptstad der DDR eens informeerde bij Genossen, of die en die wel betrouwbaar waren. Kortom het voert te ver om alle manieren naar voren te brengen, maar het waren er velen. Hiervan werd dan weer een rapport gemaakt, later in West-Berlijn of in Nederland. “En?” zult u vragen, “hoe kwam je dan de DDR weer uit?” “Ha ha.” Laten we zeggen: “Het paspoort waarmee ik de reis maakte had gewoon een officieel DDR-visum voor familiebezoek of iets dergelijks.” Dat dit veelal niet mijn normale eigen paspoort was waarmee ik gewoon op vakantie ging, moge duidelijk zijn.

 

En … wij (ik) gingen op ‘familiebezoek’ en die familie, juist ja u raadt het al, die waren o.k. en laat ik daar nou toch bijvoorbeeld 6 dagen of langer ‘ziek’ zijn geweest. Dus op straat zag men mij daar niet. Ik ben de deur niet uit geweest, net nog even om me te melden bij de Volkspolizei (verplicht) en weer af te melden toen ik weer aan de beterende hand was en dus eventueel vervroegd naar huis ging. Maar vanuit dat huis, die familie dus, ging je omgekleed als een echte Ossie op stap, met héle goede papieren. Nog nooit heeft een Vopo argwaan gehad. Nou nooit, eentje wellicht. Die wilde me een keer een bon geven. Ik had te hard gereden met mijn ‘oud kacheltje,’ annex Trabant. Doch de ‘brave borst’ zijn balpen of wat er voor doorging deed het niet meer. Tja, wat wil je ook met dat  ‘Ossie-spul?’

 

 

 

Fernseh-turm Berlijn (368 meter hoog)

 

 

De man zocht al zichtbaar geërgerd al zijn zakken en zijn Lada na voor een reservebalpen of desnoods potlood. Hij kon écht niks vinden. Ik ging er steeds meer de humor van inzien en dat was nou juist wat ik niet moest doen, dacht ik later. Dat was westers gedrag! De gemiddelde Ossie was als de dood voor zo’n kerel. Giechelend zei ik dat ik een oplossing voor ‘m had, maar dan moest hij de bekeuring vergeten, maar hij kon dan wel zijn dagelijkse recette halen zonder in armoede terug te moeten naar het bureau. Ik bood hem een mooie dure westerse balpen aan die ik zogezegd van de ‘Betriebsrat’ gekregen had, want dié had kennis aan westerse klanten. Ik zie de ogen nog van die Vopo, als een klein kind zo blij, gewapend en wel met revolver en machinepistool dook hij z’n Lada weer in. Helemaal verguld met zo’n westers decadent en imperialistisch stukje speelgoed. Wat hij gedacht heeft is me nooit bekend geworden, maar later realiseerde ik me dat mijn verhaaltje van geen kanten klopte.

 

Schitterend was het soms als je een gezin of een persoon later in het vrije westen kon ontmoeten en in alle vrijheid het glas kon heffen op zijn of hun succesvolle tocht. Maar dan de vraag: “Hoe kregen we ze het land uit?” Vlak aan de muur op Oost-Duitse kant was een bevriende ambassade gevestigd, zelfs twee en die hadden ‘n beetje van hun hoofdingang vandaan soms via een ander pand, nog een andere ingang. Want de ingangen van zeker alle westerse ambassades werden nauwlettend in het oog gehouden. Eenmaal in de ambassade was er een kelder die toegang tot een tunnel gaf en die kwam weer uit in West-Berlijn. Zelf kon ik er natuurlijk nooit gebruik van maken, want mijn in- en uitreizen moesten altijd goed geadministreerd worden. Want wie weet, wanneer ik weer terug moest naar de DDR? Al met al ben ik er 12 keer geweest in de communistische tijd. Maar helaas niet alle reizen waren een succes. Echter mij als ‘persoontje’ hebben ze nooit te ‘grazen’ gehad. Wél een bekende Russische officier, die gedetacheerd was bij de Russische ambassade en mij kende, maar wij hém ook. Hij stond ook op de loonlijst van … onze firma! Deze man heeft overigens nu een hotelletje in eigendom, ja ja, dat kan nu, in de buurt van Irkutsk bij de Mongoolse grens. Nou ja, toch nog een paar honderd kilometer ervandaan, maar in die woestenij zegt een paar honderd kilometer helemaal niks. Twee jaar geleden hebben we daar nog een goed glas gedronken op oude tijden! Overigens op 9 november 1989 was ik bijna net zo blij als de gemiddelde Duitser toen de muur viel en heb ik ‘menig traantje weggepinkt.’

 

 

Silvia Videler.

 

September 2006

 

Home

 

 

 

 

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
BREDA-EN-ALLES-DAAROMHEEN