De Russische Grens

 

 

Wie ooit voor de ‘val’ of liever gezegd het bankroet van het communisme weleens in Oost-Europa is geweest, zal zich ongetwijfeld de ‘zware’ en de soms ‘absurd zware’ grensbewaking zich nog levendig voor de geest kunnen halen. Het ergste gold wel de grens tussen West- en Oost-Duitsland. De voormalige DDR wist als geen enkel ander land zijn grenzen te bewaken. Mijnenvelden, hondenpatrouilles, cameratoezicht, prikkeldraad, stukken niemandsland, elektrisch beveiligde hekken en heus niet met schrikdraad! Het was er allemaal. Auto’s die terug kwamen uit het ‘arbeiders- en boerenparadijs’ werden minutieus doorgezocht op ‘levende smokkelwaar.’ Spiegels gingen onder de auto om te zien of iemand zich wellicht had vastgeklampt aan de onderkant van de auto. Het hele gebeuren aan een grens nam al gauw drie kwartier tot soms veel langer dan een vol uur in beslag, ook al zag men overduidelijk dat men met toeristen te maken had.

 

 

 

Torne River

 

 

‘Maar zo als de waard was zo vertrouwde hij zijn gasten’ en ze vertrouwden vrijwel niemand. Iedere westerling was een potentiële ‘klassenvijand’ die de socialistische broedervolkeren toch op zijn minst ‘een poot wilden uitdraaien.’ Of hen van hun onderdanen wilden verlossen die soms niet meer waren dan werkslaven. Duizenden, neen, tienduizenden zijn er desalniettemin toch in geslaagd om aan de ‘ijzeren greep’ van het communistische allesoverheersende ‘juk’ te ontkomen. Gevlucht zijn ze om aan mensonterende omstandigheden te ontsnappen, of om vele andere zeer begrijpelijke redenen. De meest voor de hand liggende vluchtroutes waren natuurlijk de normale grenzen. In West-Europa werden deze uitzonderlijk streng bewaakt. Toch door middel van tunnels, ballonnen, eigengemaakte vliegtuigjes of soms met brute kracht, maar bovenal met slimmigheid, waren die grenzen nou niet bepaald helemaal ‘potdicht.’ Gaatjes zijn overal te vinden nietwaar?

 

Velen zijn ook gevlucht, of liever gezegd achtergebleven, als men in het westen kon komen door middel van een sportgebeuren of anderszins met een delegatie en of manifestatie. Maar de angst was er dan altijd dat achterblijvende familieleden het zwaar te verduren kregen en dikwijls was dat ook het geval. Elke geslaagde vluchtpoging werd als een falen van het systeem gezien en diegene die daarvoor verantwoordelijk waren werden dan ook vaak gestraft, hetzij collectief, hetzij individueel. De consequentie was dan ook dat velen uit angst voor familieleden soms op het laatste moment van de vluchtpoging afzagen. Sommige alleen aan zichzelf en aan primeurs denkende journalisten, van de zogenaamde vrije pers, vonden het maar wat prachtig als ze weer eens konden berichten over een nieuwe vluchtroute. Zeker als er een geslaagde poging was geweest die wellicht revolutionair te noemen was. Deze stomme egocentrische altijd op jacht naar nieuwtjes zijnde figuren gingen dan simpel weg voorbij aan de soms maanden lange en nog langere voorbereidingen en moeite, die velen zich hadden getroost, om een nieuw gaatje in dat ‘ijzeren gordijn’ te vinden. Zich waarschijnlijk niet eens realiserend dat door hun publicaties de weg voor velen anderen weer werd afgesneden. Dit soort van journalistiek heb ik echt gehaat. Als je een enkele keer dit soort ‘gieren’ erop aan kon spreken hoonden ze je weg met hun nietszeggende slogan: “Vrije Nieuwsgaring.”

 

Maar zoals gezegd journalisten zijn enerzijds ‘rücksichtslos’ op zoek naar primeurs, maar anderzijds hebben ze een ‘broertje dood’ aan lichamelijke ontberingen. Zeker zij die de ‘fles’ als geen ander weten te waarderen en dat zijn er velen! De enkele goede niet te na gesproken! Stuur ze op pad voor een klus in Rome of op Kreta of ergens aan de Spaanse kust en ze ‘tuimelen’ over elkaar heen om als eerste in het vliegtuig te komen. Gratis drank! Is de reisrichting echter naar het koude barre noorden en dan ook nog eens in de winter dan zijn er al aanzienlijk minder gegadigden en gelukkig maar! Zo’n ruime 700 km ten noorden van Helsinki en het voormalige Leningrad lag en ligt de vrijwel open Russisch-Finse grens. Deze grens werd in die tijd amper bewaakt. Vanuit Russische zijde was dat ook niet zo nodig daar het gebied liggend tegen de Finse grens een aparte deelstaat vormde. Deze staat/provincie heet: Karelië. Een woest en onherbergzaam gebied. Er loopt een grote tweebaansweg van Leningrad (nu: Sint-Petersburg) via de stad Petrozavodsk en dan is het verder nog een stille en vrije eenzame weg van ruim 1.100 kilometer tot aan de vroegere gesloten atoomhaven Moermansk. Ook loopt er een spoorlijn naar het uiterste noorden met enkele zijlijnen. Maar dit immense gebied van wel 1.200 km lengte en enkele honderden kilometers breedte telde hooguit een vijftigtal dorpen of te wel nederzettingen.

 

Ietsjes halverwege had je een afslag met een smalle weg naar Voknayolok. Een klein onooglijk stadje in ‘the middle of nowhere.’ Vlak daarbij, wat heet, toch nog 75 kilometer verder ligt het dorpje Lonka, heel dicht tegen de Finse grens. Hier was wel degelijk bewaking. Maar een kilometer of dertig noordelijker of zuidelijker vond men de bewaking al niet meer zo noodzakelijk. De bossen, voornamelijk berkenbomen, maar ook naaldhout, herbergden hoegenaamd geen gevaarlijke dieren. Hooguit een verdwaalde beer maar die had meer angst voor mensen dan de mensen voor zo’n schichtig beest. In de zomertijd is dit gebied echt ontoegankelijk vanwege de vele muggen. Je wordt er dan soms letterlijk door doodgestoken. In de wintertijd is het eveneens extra moeilijk. Er zijn geen gebaande wegen noch paden. Alleen maar bos, bos en nog eens bos, afgewisseld met meertjes en ruige riviertjes. Een echt noordelijk oerbos waar nog maar weinigen ooit een voetstap hebben gezet.

 

 

 

 

Tornio – Euro City Development

 

 

In een heel klein dorpje in de nabijheid van Lonka was echter een klein Russisch-orthodox kerkje met een pope die zijn hart op de goede plaats had zitten. Zijn vrouw (Russisch-orthodoxe priesters zijn veelal getrouwd) was ook volkomen op de hoogte van de toen nog illegale praktijken van haar man. De pope was de lokale gids in deze haast ondoordringbare woestenij en wist feilloos zijn weg te vinden, zelfs in de donkere dagen van de winter met hooguit twee uren daglicht naar een evenzo kleine nederzetting, maar dan op Fins gebied. Deze route is nimmer ontdekt in communistische tijden en de pope heeft het ook overleefd. De grootste moeilijkheid was echter mensen daar in dat gebied te krijgen met een aannemelijke reden. Want wat was het geval? Als u naar de verste uithoek van ons land wilt reizen moet u dat vooral doen. Maar de Sovjet-Unie van die jaren kende het verschijnsel van een binnenlands paspoort. Men kon niet zomaar van de ene stad naar de andere reizen. Partijleden hadden wel wat meer vrijheid, maar ook dat was zelfs nog aan regels en voorwaarden gebonden. Wilde iemand bijvoorbeeld vanuit Moskou eens een paar dagen naar de miljoenenstad Perm in de Oeral dan moest hij of zij dat aanvragen. Binnen je Oblast (provincie) bestond die beperking niet, maar wilde je daarbuiten reizen dan moest men toch een verdraaid goede reden kunnen opgeven.

 

Nou was het een geluk dat de grote stad Moermansk aan de Witte Zee, of liever gezegd aan de Noordelijke IJszee, niet alleen een havenstad was, waar de Russische atoomonderzeeërs hun thuishaven hadden, het was ook een industriestad van ongekende grootte. Met voorsteden kwam deze alléén liggende plaats toch al gauw in de buurt van bijna een half miljoen inwoners. Ongekend veel in deze verre haast onbewoonbare streek. De toenmalige overheid deed er van alles aan om mensen te bewegen zich daar te vestigen. Extra grote flats, extra beloningen, extra coupons voor luxe goederen, extra vakantiedagen. Alles werd in het werk gesteld om in dit soort speciale en voor westerlingen gesloten gebieden mensen aan te trekken. Dáárin lag tevens de mogelijkheid verscholen om toch gewone Russische burgers die naar het westen wilden uitwijken  een mogelijkheid te bieden.

 

Bijvoorbeeld Iwan en Lidwina (fictieve namen) waren bezweken door de extra roebels en andere emolumenten en hadden ingestemd een aantal jaren te gaan wonen en werken in het barre noorden. Dan konden vrienden en of familieleden met een geldige en plausibele reden een binnenlandse reisvergunning aanvragen om naar deze bijzondere gebieden te reizen. In Rusland zelf was het de gewoonte om elke paar honderd kilometer gecontroleerd te worden door de militia (para militaire politie) en zeker als het onbekende auto’s betrof en dan moest je ook nog eens oppassen, want na een dergelijke controlepost voorbijgereden te zijn werd er doorgegeven aan de volgende controlepost, dat die en die auto er aan zat te komen. Echter in dat hoge noorden waren die afstanden tussen de controleposten soms weleens wat ruimer en zeker in de wintermaanden. Zaak was dan in ieder geval om vanaf de enige grote hoofdweg door dit gebied de juiste kleinere zijweg te vinden richting Lonka. Dit was toch een afstand van plusminus 200 km. Maar let wel, de wegen waren toch een ‘pietsje’ anders dan wij gewend zijn en in de winter rij je daar echt geen 100 km per uur. Hoe ervaren je ook bent. Dan was dé manier om vlak bij een overigens schitterend meertje de auto achter te laten en een bode had je komst dan al aangekondigd bij de pope. Die kwam dan van kilometers ver en met achterlating van je auto én de meeste bezittingen, kon je mee gaan lopen met de pope. De afstand was naar gelang de te kiezen weg zeker een vijftiental kilometers, alvorens je redelijk veilig was op Fins grondgebied. De auto moest open achtergelaten worden alsof het een verdwijning betrof met wellicht uitputting en/of bevriezing als oorzaak, of dat men gewoon verdwaald was. Althans zo werd een en ander voorgewend. Alle persoonlijke bezittingen lagen tenslotte nog in de auto. Menige auto is weliswaar gevonden maar men vernam elders in de grote stad weinig tot niets meer over de verdwijning. Dat was ook een manier om problemen te voorkomen nietwaar?  Zoiets heet doodzwijgen, een vertrouwde methode onder de ambtenarij, zelfs bij communistische ambtenaren. Dienst doen bij de grenstroepen was trouwens in het voormalige Rode Leger een ‘snoepbaantje’ waar wel eens wat bij te verdienen was! Dergelijke vluchtpogingen waren overigens ook geen dagelijkse kost, verre van dat! Waren de ‘vluchtelingen’ eenmaal op Fins grondgebied dan was men nog niet veilig! Finland en Rusland hadden een vreemd soort van vriendschapsband en die zogenaamde vriendschapsband was ook weer bezegeld met politieke overeenkomsten.

 

 

 

Tornio - City Hall

 

 

Viel je als Russische vluchtelingen in handen van de Finse politie dan was de kans redelijk groot dat je al spoedig weer werd uitgeleverd.  Met de ‘stille trom,’ dat wel. Maar dán kreeg je geheid een ‘enkeltje’ van de Russische Staatsspoorwegen en dat naar een héél andere kant van dit onmetelijke land. Ook bekend als de Goelag Archipel met de vele strafkampen, ook wel heropvoedingskampen genaamd. In Finland echter was de kans van gepakt te worden overigens niet al te groot. In Suomussaltrii, dicht bij de grens was een groepje vakbekwame en op alles voorbereide knapen gewillig om deze mensen uit Rusland op te vangen en te voorzien van niet opvallende kleding. Want waar die westerse Finnen mee liepen was niet te vergelijken met wat de meer ‘sjofele’ Russen aan hun lijf hadden. Het ging er voornamelijk om niet op te vallen. Gewone controles waren en zijn in Finland zeldzaam. Vandaar ging dan de route met een normale Finse of Zweedse auto dwars door de breedte van Finland zo snel mogelijk naar Tornio, net over de Fins-Zweedse grens gelegen.

 

Nimmer heb ik hier een controle gezien of er zelfs maar van gehoord en eenmaal in Zweden aangekomen waren de gevluchte Russen echt veilig. Zweden had tijdens de koude oorlog echt een ‘broertje dood’ aan de communisten en elke vluchteling werd na een goede controle dan ook met open armen ontvangen. Vandaar was de doorsteek naar het veel zuidelijker gelegen Stockholm gauw gemaakt, ook nog eens 1.100 km, maar meestal ging dat gewoon per trein. Eenmaal aangekomen in Stockholm werden dan de asiel- en immigratiezaken geregeld en werd er een verhaal verzonnen om de pers tevreden te houden. Dit alles om maar zeker te zijn dat deze omslachtige, maar relatief veilige vluchtroute nimmer ter ore zou komen van de ‘kameraden’ in het Kremlin. Hoeveel mensen exact in de jaren ‘60 tot ‘89 gebruik hebben gemaakt van deze route is mij ook niet bekend. Wel heb ik ‘weet’ van enkele tientallen malen. Ook de pope leeft nog en is onlangs nog in Brussel geweest waar hij vrij veel ‘stara’ (oude) bekenden heeft mogen ontmoeten. Die hem nog steeds dankbaar zijn!

 

 

Silvia Videler.

 

Oktober 2006

 

Home